Alle vervoegingen van het werkwoord treden

infinitivus - infinitief infinitive
treden
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • treed
 
  • treed jij/je?
jij, je
  • treedt
u
  • treedt
hij
zij, ze
het
men
  • treedt
zij, ze
wij, we
jullie
  • treden
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • trad
zij, ze
wij, we
jullie
  • traden
participium - voltooid deelwoord past participle
  • getreden
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • tredend
vertaling english translation
  • to stride
  • to pace
  • to step
infinitivus infinitief
infinitive
presens tegenwoordige tijd
present tense
imperfectum verleden tijd
past tense
participium voltooid deelwoord
past participle
vertaling engelse vertaling
english translation
optreden
  • treed op
  • treedt op
  • trad op
  • traden op
opgetreden
aantreden
  • treed aan
  • treedt aan
  • trad aan
  • traden aan
aangetreden
aftreden
  • treed af
  • treedt af
  • trad af
  • traden af
afgetreden
bijtreden
  • treed bij
  • treedt bij
  • trad bij
  • traden bij
bijgetreden
binnentreden
  • treed binnen
  • treedt binnen
  • trad binnen
  • traden binnen
binnengetreden
intreden
  • treed in
  • treedt in
  • trad in
  • traden in
ingetreden
overtreden
  • treed over
  • treedt over
  • trad over
  • traden over
overgetreden
plattreden
  • treed plat
  • treedt plat
  • trad plat
  • traden plat
platgetreden
terugtreden
  • treed terug
  • treedt terug
  • trad terug
  • traden terug
teruggetreden
  • to withdraw
  • to pull back
toetreden
  • treed toe
  • treedt toe
  • trad toe
  • traden toe
toegetreden
uittreden
  • treed uit
  • treedt uit
  • trad uit
  • traden uit
uitgetreden
voortreden
  • treed voor
  • treedt voor
  • trad voor
  • traden voor
voorgetreden