Alle vervoegingen van het werkwoord toetreden

infinitivus - infinitief infinitive
toetreden
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • treed toe
 
  • treed toe jij/je?
jij, je
  • treedt toe
u
  • treedt toe
hij
zij, ze
het
men
  • treedt toe
zij, ze
wij, we
jullie
  • treden toe
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • toetreed
dat jij, je
  • toetreedt
dat u
  • toetreedt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • toetreedt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • toetreden
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • trad toe
zij, ze
wij, we
jullie
  • traden toe
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • toetrad
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • toetraden
participium - voltooid deelwoord past participle
  • toegetreden
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • toetredend