Alle vervoegingen van het werkwoord terugtreden

infinitivus - infinitief infinitive
terugtreden
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • treed terug
 
  • treed terug jij/je?
jij, je
  • treedt terug
u
  • treedt terug
hij
zij, ze
het
men
  • treedt terug
zij, ze
wij, we
jullie
  • treden terug
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • terugtreed
dat jij, je
  • terugtreedt
dat u
  • terugtreedt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • terugtreedt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • terugtreden
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • trad terug
zij, ze
wij, we
jullie
  • traden terug
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • terugtrad
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • terugtraden
participium - voltooid deelwoord past participle
  • teruggetreden
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • terugtredend
vertaling english translation
  • to withdraw
  • to pull back