Alle vervoegingen van het werkwoord snijden

infinitivus - infinitief infinitive
snijden
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • snij
  • snijd
 
  • snij jij/je?
  • snijd jij/je?
jij, je
  • snijdt
u
  • snijdt
hij
zij, ze
het
men
  • snijdt
zij, ze
wij, we
jullie
  • snijden
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • sneed
zij, ze
wij, we
jullie
  • sneden
participium - voltooid deelwoord past participle
  • gesneden
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • snijdend
vertaling english translation
  • to cut
infinitivus infinitief
infinitive
presens tegenwoordige tijd
present tense
imperfectum verleden tijd
past tense
participium voltooid deelwoord
past participle
vertaling engelse vertaling
english translation
houtsnijden
  • snijdt hout
  • sneed hout
  • sneden hout
houtgesneden
aansnijden
  • snij aan
  • snijd aan
  • snijdt aan
  • sneed aan
  • sneden aan
aangesneden
afsnijden
  • snij af
  • snijd af
  • snijdt af
  • sneed af
  • sneden af
afgesneden
bijsnijden
  • snij bij
  • snijd bij
  • snijdt bij
  • sneed bij
  • sneden bij
bijgesneden
doorsnijden
  • snij door
  • snijd door
  • snijdt door
  • sneed door
  • sneden door
doorgesneden
fijnsnijden
  • snij fijn
  • snijd fijn
  • snijdt fijn
  • sneed fijn
  • sneden fijn
fijngesneden
insnijden
  • snij in
  • snijd in
  • snijdt in
  • sneed in
  • sneden in
ingesneden
kapotsnijden
  • snij kapot
  • snijd kapot
  • snijdt kapot
  • sneed kapot
  • sneden kapot
kapotgesneden
kleinsnijden
  • snij klein
  • snijd klein
  • snijdt klein
  • sneed klein
  • sneden klein
kleingesneden
lossnijden
  • snij los
  • snijd los
  • snijdt los
  • sneed los
  • sneden los
losgesneden
opensnijden
  • snij open
  • snijd open
  • snijdt open
  • sneed open
  • sneden open
opengesneden
opsnijden
  • snij op
  • snijd op
  • snijdt op
  • sneed op
  • sneden op
opgesneden
oversnijden
  • snij over
  • snijd over
  • snijdt over
  • sneed over
  • sneden over
overgesneden
stuksnijden
  • snij stuk
  • snijd stuk
  • snijdt stuk
  • sneed stuk
  • sneden stuk
stukgesneden
toesnijden
  • snij toe
  • snijd toe
  • snijdt toe
  • sneed toe
  • sneden toe
toegesneden
uitsnijden
  • snij uit
  • snijd uit
  • snijdt uit
  • sneed uit
  • sneden uit
uitgesneden
voorsnijden
  • snij voor
  • snijd voor
  • snijdt voor
  • sneed voor
  • sneden voor
voorgesneden
wegsnijden
  • snij weg
  • snijd weg
  • snijdt weg
  • sneed weg
  • sneden weg
weggesneden
schoonsnijden
  • snijd schoon
  • snijdt schoon
  • sneed schoon
  • sneden schoon
schoongesneden