Alle vervoegingen van het werkwoord kleinsnijden

infinitivus - infinitief infinitive
kleinsnijden
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • snij klein
  • snijd klein
 
  • snij klein jij/je?
  • snijd klein jij/je?
jij, je
  • snijdt klein
u
  • snijdt klein
hij
zij, ze
het
men
  • snijdt klein
zij, ze
wij, we
jullie
  • snijden klein
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • kleinsnij
  • kleinsnijd
dat jij, je
  • kleinsnijdt
dat u
  • kleinsnijdt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • kleinsnijdt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • kleinsnijden
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • sneed klein
zij, ze
wij, we
jullie
  • sneden klein
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • kleinsneed
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • kleinsneden
participium - voltooid deelwoord past participle
  • kleingesneden
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • kleinsnijdend