Alle vervoegingen van het werkwoord strijken

infinitivus - infinitief infinitive
strijken
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • strijk
 
  • strijk jij/je?
jij, je
  • strijkt
u
  • strijkt
hij
zij, ze
het
men
  • strijkt
zij, ze
wij, we
jullie
  • strijken
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • streek
zij, ze
wij, we
jullie
  • streken
participium - voltooid deelwoord past participle
  • gestreken
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • strijkend
vertaling english translation
  • to iron
  • to stroke
infinitivus infinitief
infinitive
presens tegenwoordige tijd
present tense
imperfectum verleden tijd
past tense
participium voltooid deelwoord
past participle
vertaling engelse vertaling
english translation
opstrijken
  • strijk op
  • strijkt op
  • streek op
  • streken op
opgestreken
aanstrijken
  • strijk aan
  • strijkt aan
  • streek aan
  • streken aan
aangestreken
afstrijken
  • strijk af
  • strijkt af
  • streek af
  • streken af
afgestreken
gladstrijken
  • strijk glad
  • strijkt glad
  • streek glad
  • streken glad
gladgestreken
instrijken
  • strijk in
  • strijkt in
  • streek in
  • streken in
ingestreken
neerstrijken
  • strijk neer
  • strijkt neer
  • streek neer
  • streken neer
neergestreken
platstrijken
  • strijk plat
  • strijkt plat
  • streek plat
  • streken plat
platgestreken
uitstrijken
  • strijk uit
  • strijkt uit
  • streek uit
  • streken uit
uitgestreken
wegstrijken
  • strijk weg
  • strijkt weg
  • streek weg
  • streken weg
weggestreken