Alle vervoegingen van het werkwoord meten

infinitivus - infinitief infinitive
meten
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • meet
 
  • meet jij/je?
jij, je
  • meet
u
  • meet
hij
zij, ze
het
men
  • meet
zij, ze
wij, we
jullie
  • meten
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • mat
zij, ze
wij, we
jullie
  • maten
participium - voltooid deelwoord past participle
  • gemeten
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • metend
vertaling english translation
  • to measure
infinitivus infinitief
infinitive
presens tegenwoordige tijd
present tense
imperfectum verleden tijd
past tense
participium voltooid deelwoord
past participle
vertaling engelse vertaling
english translation
aanmeten
  • meet aan
  • mat aan
  • maten aan
aangemeten
afmeten
  • meet af
  • mat af
  • maten af
afgemeten
doormeten
  • meet door
  • mat door
  • maten door
doorgemeten
inmeten
  • meet in
  • mat in
  • maten in
ingemeten
nameten
  • meet na
  • mat na
  • maten na
nagemeten
opmeten
  • meet op
  • mat op
  • maten op
opgemeten
toemeten
  • meet toe
  • mat toe
  • maten toe
toegemeten
uitmeten
  • meet uit
  • mat uit
  • maten uit
uitgemeten