Alle vervoegingen van het werkwoord inmeten

infinitivus - infinitief infinitive
inmeten
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • meet in
 
  • meet in jij/je?
jij, je
  • meet in
u
  • meet in
hij
zij, ze
het
men
  • meet in
zij, ze
wij, we
jullie
  • meten in
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • inmeet
dat jij, je
  • inmeet
dat u
  • inmeet
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • inmeet
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • inmeten
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • mat in
zij, ze
wij, we
jullie
  • maten in
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • inmat
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • inmaten
participium - voltooid deelwoord past participle
  • ingemeten
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • inmetend