Alle vervoegingen van het werkwoord bakken

infinitivus - infinitief infinitive
bakken
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • bak
 
  • bak jij/je?
jij, je
  • bakt
u
  • bakt
hij
zij, ze
het
men
  • bakt
zij, ze
wij, we
jullie
  • bakken
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • bakte
zij, ze
wij, we
jullie
  • bakten
participium - voltooid deelwoord past participle
  • gebakken
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • bakkend
vertaling english translation
  • to bake
  • to fry
infinitivus infinitief
infinitive
presens tegenwoordige tijd
present tense
imperfectum verleden tijd
past tense
participium voltooid deelwoord
past participle
vertaling engelse vertaling
english translation
meebakken
  • bak mee
  • bakt mee
  • bakte mee
  • bakten mee
meegebakken
aanbakken
  • bak aan
  • bakt aan
  • bakte aan
  • bakten aan
aangebakken
afbakken
  • bak af
  • bakt af
  • bakte af
  • bakten af
afgebakken
bruinbakken
  • bak bruin
  • bakt bruin
  • bakte bruin
  • bakten bruin
bruingebakken
  • to brown
inbakken
  • bak in
  • bakt in
  • bakte in
  • bakten in
ingebakken
opbakken
  • bak op
  • bakt op
  • bakte op
  • bakten op
opgebakken
uitbakken
  • bak uit
  • bakt uit
  • bakte uit
  • bakten uit
uitgebakken
vastbakken
  • bak vast
  • bakt vast
  • bakte vast
  • bakten vast
vastgebakken
voorbakken
  • bak voor
  • bakt voor
  • bakte voor
  • bakten voor
voorgebakken