Alle vervoegingen van het werkwoord inbakken

infinitivus - infinitief infinitive
inbakken
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • bak in
 
  • bak in jij/je?
jij, je
  • bakt in
u
  • bakt in
hij
zij, ze
het
men
  • bakt in
zij, ze
wij, we
jullie
  • bakken in
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • inbak
dat jij, je
  • inbakt
dat u
  • inbakt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • inbakt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • inbakken
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • bakte in
zij, ze
wij, we
jullie
  • bakten in
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • inbakte
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • inbakten
participium - voltooid deelwoord past participle
  • ingebakken
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • inbakkend