Alle vervoegingen van het werkwoord voorbakken

infinitivus - infinitief infinitive
voorbakken
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • bak voor
 
  • bak voor jij/je?
jij, je
  • bakt voor
u
  • bakt voor
hij
zij, ze
het
men
  • bakt voor
zij, ze
wij, we
jullie
  • bakken voor
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • voorbak
dat jij, je
  • voorbakt
dat u
  • voorbakt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • voorbakt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • voorbakken
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • bakte voor
zij, ze
wij, we
jullie
  • bakten voor
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • voorbakte
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • voorbakten
participium - voltooid deelwoord past participle
  • voorgebakken
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • voorbakkend