Alle vervoegingen van het werkwoord meebakken

infinitivus - infinitief infinitive
meebakken
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • bak mee
 
  • bak mee jij/je?
jij, je
  • bakt mee
u
  • bakt mee
hij
zij, ze
het
men
  • bakt mee
zij, ze
wij, we
jullie
  • bakken mee
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • meebak
dat jij, je
  • meebakt
dat u
  • meebakt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • meebakt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • meebakken
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • bakte mee
zij, ze
wij, we
jullie
  • bakten mee
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • meebakte
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • meebakten
participium - voltooid deelwoord past participle
  • meegebakken
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • meebakkend