Alle vervoegingen van het werkwoord zweren

infinitivus - infinitief infinitive
zweren
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • zweer
 
  • zweer jij/je?
jij, je
  • zweert
u
  • zweert
hij
zij, ze
het
men
  • zweert
zij, ze
wij, we
jullie
  • zweren
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • zwoor
  • zweerde
zij, ze
wij, we
jullie
  • zworen
  • zweerden
participium - voltooid deelwoord past participle
  • gezworen
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • zwerend
vertaling english translation
  • to discharge pus
infinitivus infinitief
infinitive
presens tegenwoordige tijd
present tense
imperfectum verleden tijd
past tense
participium voltooid deelwoord
past participle
vertaling engelse vertaling
english translation
afzweren
  • zweer af
  • zweert af
  • zwoor af
  • zworen af
afgezworen
inzweren
  • zweer in
  • zweert in
  • zwoor in
  • zworen in
ingezworen
uitzweren
  • zweer uit
  • zweert uit
  • zwoor uit
  • zworen uit
uitgezworen