Alle vervoegingen van het werkwoord vangen

infinitivus - infinitief infinitive
vangen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • vang
 
  • vang jij/je?
jij, je
  • vangt
u
  • vangt
hij
zij, ze
het
men
  • vangt
zij, ze
wij, we
jullie
  • vangen
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • ving
zij, ze
wij, we
jullie
  • vingen
participium - voltooid deelwoord past participle
  • gevangen
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • vangend
vertaling english translation
  • to catch
infinitivus infinitief
infinitive
presens tegenwoordige tijd
present tense
imperfectum verleden tijd
past tense
participium voltooid deelwoord
past participle
vertaling engelse vertaling
english translation
afvangen
  • vang af
  • vangt af
  • ving af
  • vingen af
afgevangen
aanvangen
  • vang aan
  • vangt aan
  • ving aan
  • vingen aan
aangevangen
  • to commence
invangen
  • vang in
  • vangt in
  • ving in
  • vingen in
ingevangen
opvangen
  • vang op
  • vangt op
  • ving op
  • vingen op
opgevangen
  • to give shelter
  • to accommodate
  • to catch
uitvangen
  • vang uit
  • vangt uit
  • ving uit
  • vingen uit
uitgevangen
wegvangen
  • vang weg
  • vangt weg
  • ving weg
  • vingen weg
weggevangen