Alle vervoegingen van het werkwoord sluipen

infinitivus - infinitief infinitive
sluipen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • sluip
 
  • sluip jij/je?
jij, je
  • sluipt
u
  • sluipt
hij
zij, ze
het
men
  • sluipt
zij, ze
wij, we
jullie
  • sluipen
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • sloop
zij, ze
wij, we
jullie
  • slopen
participium - voltooid deelwoord past participle
  • geslopen
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • sluipend
vertaling english translation
  • to sneak
infinitivus infinitief
infinitive
presens tegenwoordige tijd
present tense
imperfectum verleden tijd
past tense
participium voltooid deelwoord
past participle
vertaling engelse vertaling
english translation
aansluipen
  • sluip aan
  • sluipt aan
  • sloop aan
  • slopen aan
aangeslopen
binnensluipen
  • sluip binnen
  • sluipt binnen
  • sloop binnen
  • slopen binnen
binnengeslopen
insluipen
  • sluip in
  • sluipt in
  • sloop in
  • slopen in
ingeslopen
rondsluipen
  • sluip rond
  • sluipt rond
  • sloop rond
  • slopen rond
rondgeslopen
wegsluipen
  • sluip weg
  • sluipt weg
  • sloop weg
  • slopen weg
weggeslopen
terugsluipen
  • sluip terug
  • sluipt terug
  • sloop terug
  • slopen terug
teruggeslopen
uitsluipen
  • sluip uit
  • sluipt uit
  • sloop uit
  • slopen uit
uitgeslopen
opsluipen
  • sluip op
  • sluipt op
  • sloop op
  • slopen op
opgeslopen