Alle vervoegingen van het werkwoord lezen

infinitivus - infinitief infinitive
lezen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • lees
 
  • lees jij/je?
jij, je
  • leest
u
  • leest
hij
zij, ze
het
men
  • leest
zij, ze
wij, we
jullie
  • lezen
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • las
zij, ze
wij, we
jullie
  • lazen
participium - voltooid deelwoord past participle
  • gelezen
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • lezend
vertaling english translation
  • to read
infinitivus infinitief
infinitive
presens tegenwoordige tijd
present tense
imperfectum verleden tijd
past tense
participium voltooid deelwoord
past participle
vertaling engelse vertaling
english translation
oplezen
  • lees op
  • leest op
  • las op
  • lazen op
opgelezen
aflezen
  • lees af
  • leest af
  • las af
  • lazen af
afgelezen
doorlezen
  • lees door
  • leest door
  • las door
  • lazen door
doorgelezen
inlezen
  • lees in
  • leest in
  • las in
  • lazen in
ingelezen
meelezen
  • lees mee
  • leest mee
  • las mee
  • lazen mee
meegelezen
nalezen
  • lees na
  • leest na
  • las na
  • lazen na
nagelezen
overlezen
  • lees over
  • leest over
  • las over
  • lazen over
overgelezen
stuklezen
  • lees stuk
  • leest stuk
  • las stuk
  • lazen stuk
stukgelezen
teruglezen
  • lees terug
  • leest terug
  • las terug
  • lazen terug
teruggelezen
uitlezen
  • lees uit
  • leest uit
  • las uit
  • lazen uit
uitgelezen
voorlezen
  • lees voor
  • leest voor
  • las voor
  • lazen voor
voorgelezen
samenlezen
  • lees samen
  • leest samen
  • las samen
  • lazen samen
samengelezen
tegenlezen
  • lees tegen
  • leest tegen
  • las tegen
  • lazen tegen
tegengelezen
weglezen
  • lees weg
  • leest weg
  • las weg
  • lazen weg
weggelezen
mislezen
  • mislees
  • misleest
  • mislas
  • mislazen
mislezen
  • to misread