Alle vervoegingen van het werkwoord klinken

infinitivus - infinitief infinitive
klinken
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • klink
 
  • klink jij/je?
jij, je
  • klinkt
u
  • klinkt
hij
zij, ze
het
men
  • klinkt
zij, ze
wij, we
jullie
  • klinken
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • klonk
zij, ze
wij, we
jullie
  • klonken
participium - voltooid deelwoord past participle
  • geklonken
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • klinkend
vertaling english translation
  • to sound
  • to ring
infinitivus infinitief
infinitive
presens tegenwoordige tijd
present tense
imperfectum verleden tijd
past tense
participium voltooid deelwoord
past participle
vertaling engelse vertaling
english translation
uitklinken
  • klink uit
  • klinkt uit
  • klonk uit
  • klonken uit
uitgeklonken
opklinken
  • klink op
  • klinkt op
  • klonk op
  • klonken op
opgeklonken
doorklinken
  • klink door
  • klinkt door
  • klonk door
  • klonken door
doorgeklonken
inklinken
  • klink in
  • klinkt in
  • klonk in
  • klonken in
ingeklonken
meeklinken
  • klink mee
  • klinkt mee
  • klonk mee
  • klonken mee
meegeklonken
naklinken
  • klink na
  • klinkt na
  • klonk na
  • klonken na
nageklonken
samenklinken
  • klink samen
  • klinkt samen
  • klonk samen
  • klonken samen
samengeklonken
vastklinken
  • klink vast
  • klinkt vast
  • klonk vast
  • klonken vast
vastgeklonken
omklinken
  • klink om
  • klinkt om
  • klonk om
  • klonken om
omgeklonken
weerklinken
  • weerklink
  • weerklinkt
  • weerklonk
  • weerklonken
weerklonken
  • to resound
  • to reverberate
  • to echo