Alle vervoegingen van het werkwoord doorklinken

infinitivus - infinitief infinitive
doorklinken
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • klink door
 
  • klink door jij/je?
jij, je
  • klinkt door
u
  • klinkt door
hij
zij, ze
het
men
  • klinkt door
zij, ze
wij, we
jullie
  • klinken door
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • doorklink
dat jij, je
  • doorklinkt
dat u
  • doorklinkt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • doorklinkt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • doorklinken
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • klonk door
zij, ze
wij, we
jullie
  • klonken door
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • doorklonk
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • doorklonken
participium - voltooid deelwoord past participle
  • doorgeklonken
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • doorklinkend