Alle vervoegingen van het werkwoord winnen

infinitivus - infinitief infinitive
winnen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • win
 
  • win jij/je?
jij, je
  • wint
u
  • wint
hij
zij, ze
het
men
  • wint
zij, ze
wij, we
jullie
  • winnen
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • won
zij, ze
wij, we
jullie
  • wonnen
participium - voltooid deelwoord past participle
  • gewonnen
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • winnend
vertaling english translation
  • to win
infinitivus infinitief
infinitive
presens tegenwoordige tijd
present tense
imperfectum verleden tijd
past tense
participium voltooid deelwoord
past participle
vertaling engelse vertaling
english translation
aanwinnen
  • win aan
  • wint aan
  • won aan
  • wonnen aan
aangewonnen
inwinnen
  • win in
  • wint in
  • won in
  • wonnen in
ingewonnen
overwinnen
  • win over
  • wint over
  • won over
  • wonnen over
overgewonnen
terugwinnen
  • win terug
  • wint terug
  • won terug
  • wonnen terug
teruggewonnen
uitwinnen
  • win uit
  • wint uit
  • won uit
  • wonnen uit
uitgewonnen