Alle vervoegingen van het werkwoord opspannen

infinitivus - infinitief infinitive
opspannen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • span op
 
  • span op jij/je?
jij, je
  • spant op
u
  • spant op
hij
zij, ze
het
men
  • spant op
zij, ze
wij, we
jullie
  • spannen op
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • opspan
dat jij, je
  • opspant
dat u
  • opspant
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • opspant
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • opspannen
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • spande op
zij, ze
wij, we
jullie
  • spanden op
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • opspande
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • opspanden
participium - voltooid deelwoord past participle
  • opgespannen
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • opspannend