Alle vervoegingen van het werkwoord neerliggen

infinitivus - infinitief infinitive
neerliggen

Bol.com Outlet

Bol.com Algemeen

presens - tegenwoordige tijd present tense
ik	lig neer
	lig neer jij/je?
jij, je	ligt neer
u	ligt neer
hij zij, ze het men	ligt neer
zij, ze wij, we jullie	liggen neer

presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik	neerlig
dat jij, je	neerligt
dat u	neerligt
dat hij dat zij, ze dat het dat men	neerligt
dat zij, ze dat wij, we dat jullie	neerliggen

imperfectum - verleden tijd past tense
ik jij, je u hij zij, ze het men	lag neer
zij, ze wij, we jullie	lagen neer

imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik dat jij, je dat u dat hij dat zij, ze dat het dat men	neerlag
dat zij, ze dat wij, we dat jullie	neerlagen

participium - voltooid deelwoord past participle
neergelegen

participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
neerliggend