Alle vervoegingen van het werkwoord inprijzen

infinitivus - infinitief infinitive
inprijzen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • prijs in
 
  • prijs in jij/je?
jij, je
  • prijst in
u
  • prijst in
hij
zij, ze
het
men
  • prijst in
zij, ze
wij, we
jullie
  • prijzen in
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • inprijs
dat jij, je
  • inprijst
dat u
  • inprijst
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • inprijst
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • inprijzen
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • prees in
zij, ze
wij, we
jullie
  • prezen in
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • inprees
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • inprezen
participium - voltooid deelwoord past participle
  • ingeprezen
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • inprijzend