Alle vervoegingen van het werkwoord binnenbreken

infinitivus - infinitief infinitive
binnenbreken
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • breek binnen
 
  • breek binnen jij/je?
jij, je
  • breekt binnen
u
  • breekt binnen
hij
zij, ze
het
men
  • breekt binnen
zij, ze
wij, we
jullie
  • breken binnen
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • binnenbreek
dat jij, je
  • binnenbreekt
dat u
  • binnenbreekt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • binnenbreekt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • binnenbreken
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • brak binnen
zij, ze
wij, we
jullie
  • braken binnen
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • binnenbrak
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • binnenbraken
participium - voltooid deelwoord past participle
  • binnengebroken
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • binnenbrekend
vertaling english translation
  • to break in