Alle vervoegingen van het werkwoord bestrijken

infinitivus - infinitief infinitive
bestrijken
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • bestrijk
 
  • bestrijk jij/je?
jij, je
  • bestrijkt
u
  • bestrijkt
hij
zij, ze
het
men
  • bestrijkt
zij, ze
wij, we
jullie
  • bestrijken
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • bestreek
zij, ze
wij, we
jullie
  • bestreken
participium - voltooid deelwoord past participle
  • bestreken
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • bestrijkend
vertaling english translation
  • to coat