Alle vervoegingen van het werkwoord afkopen

infinitivus - infinitief infinitive
afkopen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • koop af
 
  • koop af jij/je?
jij, je
  • koopt af
u
  • koopt af
hij
zij, ze
het
men
  • koopt af
zij, ze
wij, we
jullie
  • kopen af
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • afkoop
dat jij, je
  • afkoopt
dat u
  • afkoopt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • afkoopt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • afkopen
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • kocht af
zij, ze
wij, we
jullie
  • kochten af
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • afkocht
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • afkochten
participium - voltooid deelwoord past participle
  • afgekocht
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • afkopend
vertaling english translation
  • to buy off