Alle vervoegingen van het werkwoord zijgen

infinitivus - infinitief infinitive
zijgen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • zijg
 
  • zijg jij/je?
jij, je
  • zijgt
u
  • zijgt
hij
zij, ze
het
men
  • zijgt
zij, ze
wij, we
jullie
  • zijgen
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • zeeg
zij, ze
wij, we
jullie
  • zegen
participium - voltooid deelwoord past participle
  • gezegen
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • zijgend
vertaling english translation
  • to slump
  • to fall down
  • to filter
infinitivus infinitief
infinitive
presens tegenwoordige tijd
present tense
imperfectum verleden tijd
past tense
participium voltooid deelwoord
past participle
vertaling engelse vertaling
english translation
neerzijgen
  • zijg neer
  • zijgt neer
  • zeeg neer
  • zegen neer
neergezegen
ineenzijgen
  • zijg ineen
  • zijgt ineen
  • zeeg ineen
  • zegen ineen
ineengezegen
inzijgen
  • zijg in
  • zijgt in
  • zeeg in
  • zegen in
ingezegen