Alle vervoegingen van het werkwoord winden

infinitivus - infinitief infinitive
winden
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • wind
 
  • wind jij/je?
jij, je
  • windt
u
  • windt
hij
zij, ze
het
men
  • windt
zij, ze
wij, we
jullie
  • winden
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • wond
zij, ze
wij, we
jullie
  • wonden
participium - voltooid deelwoord past participle
  • gewonden
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • windend
vertaling english translation
  • to wind
  • to wind up
infinitivus infinitief
infinitive
presens tegenwoordige tijd
present tense
imperfectum verleden tijd
past tense
participium voltooid deelwoord
past participle
vertaling engelse vertaling
english translation
afwinden
  • wind af
  • windt af
  • wond af
  • wonden af
afgewonden
omwinden
  • wind om
  • windt om
  • wond om
  • wonden om
omgewonden
opwinden
  • wind op
  • windt op
  • wond op
  • wonden op
opgewonden
inwinden
  • wind in
  • windt in
  • wond in
  • wonden in
ingewonden