Tegenwoordige tijd van het werkwoord weten

infinitivus - infinitief infinitive
weten
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • weet
 
  • weet jij/je?
jij, je
  • weet
u
  • weet
hij
zij, ze
het
men
  • weet
zij, ze
wij, we
jullie
  • weten