Alle vervoegingen van het werkwoord weghouden

infinitivus - infinitief infinitive
weghouden
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • hou weg
  • houd weg
 
  • hou weg jij/je?
  • houd weg jij/je?
jij, je
  • houdt weg
u
  • houdt weg
hij
zij, ze
het
men
  • houdt weg
zij, ze
wij, we
jullie
  • houden weg
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • weghou
  • weghoud
dat jij, je
  • weghoudt
dat u
  • weghoudt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • weghoudt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • weghouden
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • hield weg
zij, ze
wij, we
jullie
  • hielden weg
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • weghield
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • weghielden
participium - voltooid deelwoord past participle
  • weggehouden
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • weghoudend