Alle vervoegingen van het werkwoord weggeven

infinitivus - infinitief infinitive
weggeven
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • geef weg
 
  • geef weg jij/je?
jij, je
  • geeft weg
u
  • geeft weg
hij
zij, ze
het
men
  • geeft weg
zij, ze
wij, we
jullie
  • geven weg
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • weggeef
dat jij, je
  • weggeeft
dat u
  • weggeeft
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • weggeeft
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • weggeven
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • gaf weg
zij, ze
wij, we
jullie
  • gaven weg
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • weggaf
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • weggaven
participium - voltooid deelwoord past participle
  • weggegeven
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • weggevend