Alle vervoegingen van het werkwoord wegblijven

infinitivus - infinitief infinitive
wegblijven
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • blijf weg
 
  • blijf weg jij/je?
jij, je
  • blijft weg
u
  • blijft weg
hij
zij, ze
het
men
  • blijft weg
zij, ze
wij, we
jullie
  • blijven weg
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • wegblijf
dat jij, je
  • wegblijft
dat u
  • wegblijft
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • wegblijft
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • wegblijven
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • bleef weg
zij, ze
wij, we
jullie
  • bleven weg
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • wegbleef
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • wegbleven
participium - voltooid deelwoord past participle
  • weggebleven
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • wegblijvend
vertaling english translation
  • to stay away