Alle vervoegingen van het werkwoord wegblazen

infinitivus - infinitief infinitive
wegblazen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • blaas weg
 
  • blaas weg jij/je?
jij, je
  • blaast weg
u
  • blaast weg
hij
zij, ze
het
men
  • blaast weg
zij, ze
wij, we
jullie
  • blazen weg
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • wegblaas
dat jij, je
  • wegblaast
dat u
  • wegblaast
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • wegblaast
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • wegblazen
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • blies weg
zij, ze
wij, we
jullie
  • bliezen weg
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • wegblies
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • wegbliezen
participium - voltooid deelwoord past participle
  • weggeblazen
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • wegblazend