Alle vervoegingen van het werkwoord vrijstaan

infinitivus - infinitief infinitive
vrijstaan
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • sta vrij
 
  • sta vrij jij/je?
jij, je
  • staat vrij
u
  • staat vrij
hij
zij, ze
het
men
  • staat vrij
zij, ze
wij, we
jullie
  • staan vrij
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • vrijsta
dat jij, je
  • vrijstaat
dat u
  • vrijstaat
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • vrijstaat
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • vrijstaan
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • stond vrij
zij, ze
wij, we
jullie
  • stonden vrij
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • vrijstond
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • vrijstonden
participium - voltooid deelwoord past participle
  • vrijgestaan
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • vrijstaand