Alle vervoegingen van het werkwoord vrijlaten

infinitivus - infinitief infinitive
vrijlaten
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • laat vrij
 
  • laat vrij jij/je?
jij, je
  • laat vrij
u
  • laat vrij
hij
zij, ze
het
men
  • laat vrij
zij, ze
wij, we
jullie
  • laten vrij
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • vrijlaat
dat jij, je
  • vrijlaat
dat u
  • vrijlaat
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • vrijlaat
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • vrijlaten
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • liet vrij
zij, ze
wij, we
jullie
  • lieten vrij
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • vrijliet
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • vrijlieten
participium - voltooid deelwoord past participle
  • vrijgelaten
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • vrijlatend
vertaling english translation
  • to set free
  • to release