Alle vervoegingen van het werkwoord vooroverbuigen

infinitivus - infinitief infinitive
vooroverbuigen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • buig voorover
 
  • buig voorover jij/je?
jij, je
  • buigt voorover
u
  • buigt voorover
hij
zij, ze
het
men
  • buigt voorover
zij, ze
wij, we
jullie
  • buigen voorover
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • vooroverbuig
dat jij, je
  • vooroverbuigt
dat u
  • vooroverbuigt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • vooroverbuigt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • vooroverbuigen
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • boog voorover
zij, ze
wij, we
jullie
  • bogen voorover
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • vooroverboog
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • vooroverbogen
participium - voltooid deelwoord past participle
  • voorovergebogen
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • vooroverbuigend