Alle vervoegingen van het werkwoord voorbidden

infinitivus - infinitief infinitive
voorbidden
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • bid voor
 
  • bid voor jij/je?
jij, je
  • bidt voor
u
  • bidt voor
hij
zij, ze
het
men
  • bidt voor
zij, ze
wij, we
jullie
  • bidden voor
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • voorbid
dat jij, je
  • voorbidt
dat u
  • voorbidt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • voorbidt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • voorbidden
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • bad voor
zij, ze
wij, we
jullie
  • baden voor
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • voorbad
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • voorbaden
participium - voltooid deelwoord past participle
  • voorgebeden
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • voorbiddend