Alle vervoegingen van het werkwoord volspuiten

infinitivus - infinitief infinitive
volspuiten
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • spuit vol
 
  • spuit vol jij/je?
jij, je
  • spuit vol
u
  • spuit vol
hij
zij, ze
het
men
  • spuit vol
zij, ze
wij, we
jullie
  • spuiten vol
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • volspuit
dat jij, je
  • volspuit
dat u
  • volspuit
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • volspuit
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • volspuiten
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • spoot vol
zij, ze
wij, we
jullie
  • spoten vol
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • volspoot
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • volspoten
participium - voltooid deelwoord past participle
  • volgespoten
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • volspuitend