Tegenwoordige tijd van het werkwoord verlijden

infinitivus - infinitief infinitive
verlijden
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • verlijd
 
  • verlijd jij/je?
jij, je
  • verlijdt
u
  • verlijdt
hij
zij, ze
het
men
  • verlijdt
zij, ze
wij, we
jullie
  • verlijden