Alle vervoegingen van het werkwoord varen

infinitivus - infinitief infinitive
varen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • vaar
 
  • vaar jij/je?
jij, je
  • vaart
u
  • vaart
hij
zij, ze
het
men
  • vaart
zij, ze
wij, we
jullie
  • varen
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • vaarde
zij, ze
wij, we
jullie
  • vaarden
participium - voltooid deelwoord past participle
  • gevaren
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • varend
vertaling english translation
  • to fare
infinitivus infinitief
infinitive
presens tegenwoordige tijd
present tense
imperfectum verleden tijd
past tense
participium voltooid deelwoord
past participle
vertaling engelse vertaling
english translation
proefvaren
  • vaar proef
  • vaart proef
  • vaarde proef
  • vaarden proef
proefgevaren
doorvaren
  • vaar door
  • vaart door
  • vaarde door
  • vaarden door
doorgevaren