Alle vervoegingen van het werkwoord uitdenken

infinitivus - infinitief infinitive
uitdenken
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • denk uit
 
  • denk uit jij/je?
jij, je
  • denkt uit
u
  • denkt uit
hij
zij, ze
het
men
  • denkt uit
zij, ze
wij, we
jullie
  • denken uit
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • uitdenk
dat jij, je
  • uitdenkt
dat u
  • uitdenkt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • uitdenkt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • uitdenken
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • dacht uit
zij, ze
wij, we
jullie
  • dachten uit
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • uitdacht
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • uitdachten
participium - voltooid deelwoord past participle
  • uitgedacht
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • uitdenkend