Tegenwoordige tijd van het werkwoord toezingen

infinitivus - infinitief infinitive
toezingen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • zing toe
 
  • zing toe jij/je?
jij, je
  • zingt toe
u
  • zingt toe
hij
zij, ze
het
men
  • zingt toe
zij, ze
wij, we
jullie
  • zingen toe
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • toezing
dat jij, je
  • toezingt
dat u
  • toezingt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • toezingt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • toezingen