Alle vervoegingen van het werkwoord toewaaien

infinitivus - infinitief infinitive
toewaaien
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • waai toe
 
  • waai toe jij/je?
jij, je
  • waait toe
u
  • waait toe
hij
zij, ze
het
men
  • waait toe
zij, ze
wij, we
jullie
  • waaien toe
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • toewaai
dat jij, je
  • toewaait
dat u
  • toewaait
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • toewaait
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • toewaaien
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • woei toe
  • waaide toe
zij, ze
wij, we
jullie
  • woeien toe
  • waaiden toe
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • toewoei
  • toewaaide
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • toewoeien
  • toewaaiden
participium - voltooid deelwoord past participle
  • toegewaaid
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • toewaaiend