Alle vervoegingen van het werkwoord toespringen

infinitivus - infinitief infinitive
toespringen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • spring toe
 
  • spring toe jij/je?
jij, je
  • springt toe
u
  • springt toe
hij
zij, ze
het
men
  • springt toe
zij, ze
wij, we
jullie
  • springen toe
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • toespring
dat jij, je
  • toespringt
dat u
  • toespringt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • toespringt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • toespringen
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • sprong toe
zij, ze
wij, we
jullie
  • sprongen toe
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • toesprong
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • toesprongen
participium - voltooid deelwoord past participle
  • toegesprongen
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • toespringend