Alle vervoegingen van het werkwoord toelopen

infinitivus - infinitief infinitive
toelopen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • loop toe
 
  • loop toe jij/je?
jij, je
  • loopt toe
u
  • loopt toe
hij
zij, ze
het
men
  • loopt toe
zij, ze
wij, we
jullie
  • lopen toe
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • toeloop
dat jij, je
  • toeloopt
dat u
  • toeloopt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • toeloopt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • toelopen
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • liep toe
zij, ze
wij, we
jullie
  • liepen toe
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • toeliep
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • toeliepen
participium - voltooid deelwoord past participle
  • toegelopen
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • toelopend