Alle vervoegingen van het werkwoord toebinden

infinitivus - infinitief infinitive
toebinden
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • bind toe
 
  • bind toe jij/je?
jij, je
  • bindt toe
u
  • bindt toe
hij
zij, ze
het
men
  • bindt toe
zij, ze
wij, we
jullie
  • binden toe
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • toebind
dat jij, je
  • toebindt
dat u
  • toebindt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • toebindt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • toebinden
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • bond toe
zij, ze
wij, we
jullie
  • bonden toe
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • toebond
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • toebonden
participium - voltooid deelwoord past participle
  • toegebonden
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • toebindend