Verleden tijd van het werkwoord terugvragen

infinitivus - infinitief infinitive
terugvragen
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • vroeg terug
  • vraagde terug
zij, ze
wij, we
jullie
  • vroegen terug
  • vraagden terug
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • terugvroeg
  • terugvraagde
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • terugvroegen
  • terugvraagden