Verleden tijd van het werkwoord terugverwijzen

infinitivus - infinitief infinitive
terugverwijzen
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • verwees terug
zij, ze
wij, we
jullie
  • verwezen terug
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • terugverwees
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • terugverwezen