Alle vervoegingen van het werkwoord terneervallen

infinitivus - infinitief infinitive
terneervallen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • val terneer
 
  • val terneer jij/je?
jij, je
  • valt terneer
u
  • valt terneer
hij
zij, ze
het
men
  • valt terneer
zij, ze
wij, we
jullie
  • vallen terneer
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • terneerval
dat jij, je
  • terneervalt
dat u
  • terneervalt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • terneervalt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • terneervallen
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • viel terneer
zij, ze
wij, we
jullie
  • vielen terneer
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • terneerviel
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • terneervielen
participium - voltooid deelwoord past participle
  • terneergevallen
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • terneervallend