Alle vervoegingen van het werkwoord schoonhouden

infinitivus - infinitief infinitive
schoonhouden

Bol.com Outlet

Bol.com Algemeen

presens - tegenwoordige tijd present tense
ik	hou schoon houd schoon
	hou schoon jij/je? houd schoon jij/je?
jij, je	houdt schoon
u	houdt schoon
hij zij, ze het men	houdt schoon
zij, ze wij, we jullie	houden schoon

presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik	schoonhou schoonhoud
dat jij, je	schoonhoudt
dat u	schoonhoudt
dat hij dat zij, ze dat het dat men	schoonhoudt
dat zij, ze dat wij, we dat jullie	schoonhouden

imperfectum - verleden tijd past tense
ik jij, je u hij zij, ze het men	hield schoon
zij, ze wij, we jullie	hielden schoon

imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik dat jij, je dat u dat hij dat zij, ze dat het dat men	schoonhield
dat zij, ze dat wij, we dat jullie	schoonhielden

participium - voltooid deelwoord past participle
schoongehouden

participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
schoonhoudend