onregelmatige
werkwoorden
.nl
Tegenwoordige tijd van het werkwoord ruiken
infinitivus
- infinitief
infinitive
ruiken
presens
- tegenwoordige tijd
present tense
ik
ruik
ruik jij/je?
jij, je
ruikt
u
ruikt
hij
zij, ze
het
men
ruikt
zij, ze
wij, we
jullie
ruiken